Opmerkingen
- Enkele vragen die gesteld kunnen worden bij verweking:
- Is er reeds sprake van bestaande met waterverzadigde lagen?
- Heeft dit fenomeen zicht uitgebreid?
- Is het mogelijk dat verweking eerder al door trillingen heeft plaatsgevonden?
- In het rapport ‘Effecten geïnduceerde aardbevingen op kritische infrastructuur Groningen’ wordt bij de gevoeligheidsanalyse uitgegaan van de aanname /veronderstelling dat de bovenste 5 m niet kan verweken. Een gevoeligheidsanalyse vanaf een diepte van1.50 m was had veel meer effect gesorteerd.
- In de ondiepe ondergrond van Groningen (ook in de bovenste 5 m) is naast zand sprake van gemengde grondsoorten.
- Er is in het onderzoeksrapport ‘Effecten geïnduceerde aardbevingen op kritische infrastructuur Groningen’ sprake van een aanname dat cohesieve grondsoorten als klei en veen niet verwekingsgevoelig zijn.
- Op veel plaatsen in de ondiepe ondergrond is sprake van met water verzadigde klei, zand, veen of een combinatie daarvan.
Watervoerende lagen in de ondiepe ondergrond.
De ondiepe ondergrond in Groningen bevat van oudsher veel watervoerende lagen. Ook is bekend dat op veel plaatsen op een diepte van enkele meters een ‘kleibrij’ aanwezig is.
Zo zijn er tal van ervaringen, die in de onderzoeken niet of nauwelijks zijn meegenomen. Ook worden ze niet of nauwelijks meegenomen in de taxatierapporten.
Het vermoeden bestaat dat nu op veel plaatsen de waterstromen in de ondiepe ondergrond doorlopend aan het veranderen zijn.
Bij een beving werkt de vloeibare laag als een waterbed, een relatief vaste laag schuift over een laag met water verzadigde ondergrond en/of hoopt zich op. Met als gevolg:
1) De bovenlaag verandert gemakkelijk van plaats. Het is bekend dat in Middelstum op 16 augustus 2012 een verplaatsing van 5 (± 3) cm is gemeten.
2) Door verplaatsing ontstaan op diverse plekken schuifspanningen waardoor trek-/zettingsschade kan ontstaan.
3) Het door de golven belaste klei- , zand- of veen-‘water’ (of een combinatie daarvan) zoekt een uitweg en komt op onverwachte plaatsen aan de oppervlakte.
4) Doorlopende bevingen zorgen voor een doorlopend proces.
5) De trillingen/golven planten zich over een groter gebied voort dan verwacht.
6) Een betrekkelijk kleine beving geeft meer schade dan verwacht.